• Projecten
  • Over
  • Contact
Merijn Vrij

> kunst / ontwerp / organisatie

  • Projecten
  • Over
  • Contact
IMG_9900.jpeg
IMG_9903 2.jpeg
IMG_9907.jpeg
IMG_9834.jpeg
DSC_9041.jpeg
IMG_9837.jpeg
IMG_9788.jpeg
IMG_9853.jpeg
IMG_9850.jpeg
IMG_9919.jpeg
IMG_9875.jpeg
IMG_9927 2.jpeg
IMG_9925.jpeg
IMG_9900.jpeg IMG_9903 2.jpeg IMG_9907.jpeg IMG_9834.jpeg DSC_9041.jpeg IMG_9837.jpeg IMG_9788.jpeg IMG_9853.jpeg IMG_9850.jpeg IMG_9919.jpeg IMG_9875.jpeg IMG_9927 2.jpeg IMG_9925.jpeg

Spontane ingrepen in het landschap: serie ‘Vrijkunst’, speciaal voor MOW’s verdwalen tentoonstelling maakte Vrij een nieuw werk: De Lethe, Grenspaal 186

 

“De Lethe, Grenspaal 186

Verdwaald kun je het niet noemen met zo’n ijkpunt. Ver weg wel. Voor mij dan. Op de grens bivakkeren. Dat gebeurt mij vaker. Over mijn grens ook. Maar niet met buurland in zicht. Of één stap ervandaan. Of er ìn. Adem. Lucht. Oostwind in m’n gezicht. Bos voorbij, eekhoorn. Molenpad achter. Voor en rechts wieken. Monotoon. Horen als branding of gigantische vleugels. Buizerd, maal twee, krijsen over. Fazant roept. Deze grenspaal is ‘n oudje! Zandsteen. Korstmos. Gebeiteld. Grote ’N’. Het gegraveerde plaatje maakt ‘m van nu. Duitse Gründlichkeit? Nederlandse ambtelijke planning? Of beiden? ‘Aber warum?’. Alsof het oude nummer niet meer te lezen zou zijn. Honderd Zesentachtig. Gezocht en gevonden. Als je hier bent heb je de tijd. Toch? Even verderop zie ik haar cortenstalen equivalent. Doublerend. Vlakbij verhalend. Wil ik niet weten. Fantaseer liever. Voor mij geen duiding: bisdom, koninkrijk of republiek. Kogelgaten of jaartal. Geef mij vandaag. April. Muts. Best koud, voor lente. Merel, mezen. Ver weg een ‘Hahn’. Het is hier - blijkbaar ben ik inmiddels gewend aan windmolens -verdomde stil. Geen kip. Al zie ik aan bandensporen dat ‘der Bauer’ hier onlangs nog was. ‘En hij ploegde voort …’. Zou dit grasland vol - wat zijn de landbouwregels hier eigenlijk? - vergif zitten? Misselijke gedachte. Overleef ik dit avontuur wel? Dan te bedenken dat drie grenzen oostwaarts oorlog is. Grenzeloos. Dwaling. Ook op deze plek. Tachtig jaar voorbij. Het raaigras is aan beide zijden even groen. Buur-valk bid. Werk met engelengeduld. De zaadbollen zitten overal. Schoenen, broek, jas. Hoofd. Niet te doen. Zo verplaatsen ze zich, mee met kleding, vacht, huid en haar. Met haas. Vos. Wolf. Koe. Muis? Olifant? Wacht. Ik dwaal af. Stel mij een zelfportret voor, vol stekeligheden. Gewone Klit. Ook wel Klis genoemd. Van voet tot kruin. Als een zwerm bijen. Volledig bedekt. Geen zicht. Weg, kwijt. Een hommel brengt mij terug. Op aarde. Weide. Zie de horizon oplichten. Lijn. Geel, zwart. Zon waait. Streept. Komt. Rolt mij toe. Door mij, over mij. Heen. Ik ben verlicht. En ont-klit. Wanneer ik m’n hielen licht, zitten ze er nog. Op de grens. Paal 186.”
— Merijn Vrij